1-5-2024 De grote vijand van geloof is angst

Geliefde broeders en zusters, goedendag!

Vandaag zou ik willen spreken over de deugd van geloof. Samen met liefde en hoop wordt deze deugd “goddelijk” genoemd. Er zijn dus drie goddelijke deugden; geloof, hoop en liefde. Waarom zijn ze goddelijk? Omdat men ze slechts door gave van God kan beleven. De drie goddelijk deugden zijn de grote gaven die God schenkt aan ons moreel vermogen. Zonder deze zouden we wijs, rechtvaardig, sterk en gematigd kunnen zijn, maar we zouden geen ogen bezitten die ook in de duisternis kunnen zien, we zouden geen hart hebben dat liefheeft ook als het niet bemind wordt, we zouden geen hoop hebben, tegen alle hoop in.

Wat is het geloof? De Katechismus van de Katholieke Kerk zegt dat geloof die daad is waardoor een menselijk wezen zich vrij aan God overgeeft (n.1814). Van dat geloof is Abraham de grote vader geweest. Toen hij aanvaardde de grond van zijn voorvaderen te verlaten om naar het land op weg te gaan dat God hem zou aanwijzen, werd hij waarschijnlijk voor gek gehouden.

Waarom het bekende verlaten voor het onbekende, het zekere voor het onzekere?

Waarom zo iets doen? Was hij gek? Maar Abraham vertrok alsof hij het onzichtbare zag. Dit zegt de Bijbel van Abraham: “Hij ging de weg alsof hij het onzichtbare zag”. Dat is mooi. En zal het datzelfde onzichtbare zijn dat hem met zijn zoon Izaäk de berg doet bestijgen, de zoon van de belofte die slechts op het laatste ogenblik zal gespaard blijven van het offer. In dit geloof wordt Abraham de vader van een grote schare kinderen. Het geloof maakte hem vruchtbaar.

Onwankelbaar

Mozes zal ook een man van geloof zijn, die door de Stem van God te aanvaarden meer dan door twijfel kon geraakt worden, onwankelbaar bleef en de Heer bleef vertrouwen, ja zelfs het volk verdedigde dat meermaals zich ongelovig gedroeg.

Vrouw van geloof zal de Maagd Maria zijn, die bij het horen van de boodschap van de Engel — welke velen zouden hebben afgewezen omdat ze te veeleisend en gevaarlijk was —, antwoordde: “Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord” (Lc 1,38).En met een hart vol geloof, met een hart vol vertrouwen in God, ging Maria op weg langs een pad waarvan ze het verloop noch de gevaren kende.

Het geloof is de deugd die de christen maakt.

Christen zijn is niet in de eerste plaats een cultuur aanvaarden, met de waarden die ermee samengaan. Christen zijn is een band aanvaarden en behoeden, een band met God: ik en God; mijn persoon en het geliefde gelaat van Jezus. Die band maakt ons tot christenen. Omtrent het geloof komt mij een gebeurtenis uit het Evangelie in herinnering. De leerlingen van Jezus zijn op weg om het meer over te steken en worden verrast door een storm. Ze denken het aan te kunnen door de sterkte van hun boot, door de ervaring die ze hebben, maar de boot loopt vol water en ze geraken in paniek (cfr Mc 4,35-41). Ze zijn er zich niet van bewust de oplossing bij de hand te hebben: Jezus is daar bij hen in de boot, middenin de storm, en Jezus slaapt, zo zegt het Evangelie. Wanneer ze Hem uiteindelijk wekken, angstig maar ook boos omdat Hij hen zou laten vergaan, wijst Jezus hen terecht: “Waarom zijt ge zo bang? Hoe is het mogelijk dat ge nog geen, geloof bezit?” (Mc 4,40).

Doop

Ziehier de grote vijand van het geloof: dat is niet de rede, niet het verstand, zoals sommigen onophoudelijk blijven herhalen, maar de grote vijand van het geloof is de angst. Om deze reden is het geloof de eerste gave die men in het christelijk leven moet aanvaarden en elke dag moet bidden dat ze in ons zou vernieuwd worden. Ogenschijnlijk is het een gave van niets en toch is ze van wezenlijk belang. Toen we naar de doopvont gebracht werden hebben onze ouders, nadat ze onze naam genoemd hadden, van de priester de vraag gekregen – dat is gebeurd tijdens ons Doopsel – “Wat vragen jullie aan de Kerk van God?”

En de ouders hebben geantwoord: “Het geloof, de doop!”

Voor een christelijke ouder, bewust van de genade die geschonken werd, is dit de gave die men ook voor het kind moet vragen: het geloof. Hiermee, zo weet een ouder, zal het kind, ook temidden van de beproevingen van het leven, niet ondergaan in de angst. De vijand is de angst. Men beseft ook wanneer er geen ouder meer op deze aarde zal zijn, dat er dan nog God Vader in de hemel is, die nooit verlaat. Onze liefde is zo broos, alleen de liefde van God overwint de dood.

Mosterdzaadje

Zeker, zoals de Apostel zegt is het geloof niet van allen (cfr 2 Tes 3?2) en ook wij, die gelovigen zijn, stellen vaak vast dat we er maar een klein beetje van hebben. Vaak zou Jezus ons kunnen verwijten, zoals Hij met zijn leerlingen deed, “mensen van weinig geloof” te zijn. Het is nochtans de meest gelukkige gave, de enige deugd die we mogen benijden. Immers, wie geloof heeft, wordt bewoond door een kracht die niet slechts menselijk is. Inderdaad, het geloof doet in ons de genade “opbloeien” en ontsluit de geest voor het mysterie van God. Zoals Jezus eens zei: “Als ge een geloof hadt als een mosterdzaadje, zoudt ge tot de moerbeiboom zeggen: Maak uw wortels los uit de grond en plant u in de zee, en hij zou u gehoorzamen” (Lc 17,6). Zoals de leerlingen herhalen ook wij: Heer, vermeerder ons geloof (cfr Lc 17,5). Dat is een mooi gebed! Laten we het samen uitspreken: “Heer, vermeerder ons geloof”. Laten we het samen zeggen: (allen) “Heer, vermeerder ons geloof”. Dat is te zwak, wat luider: (allen) “Heer vermeerder ons geloof!”. Dankjewel.