Summorum Pontificum – 7 juli 2007

Uit de begeleidende brief aan de bisschoppen, nr.6:

Hiermee ben ik aanbeland bij de positieve reden die mij gemotiveerd heeft om door dit Motu Proprio dat van 1988 bij te tijd te brengen. Het betreft het komen tot een innerlijke verzoening in het hart van de Kerk. Kijkend naar het verleden, naar de verdeeldheid die over de loop van de eeuwen het Lichaam van Christus verwond heeft, heeft men voortdurend de indruk dat, op kritieke momenten wanneer de verdeeldheid aan het ontstaan was, er niet voldoende gedaan is geworden door de verantwoordelijken van de Kerk om de verzoening en de eenheid te herstellen en bewaren. Men heeft de indruk dat de nalatigheden in de Kerk gedeeltelijk schuld eraan zijn dat deze verdeeldheden zich konden consolideren. Deze blik in het verleden legt ons vandaag een verplichting op om al het mogelijke te doen ten einde dat zij die werkelijk het verlangen naar eenheid hebben, in staat worden gesteld om in deze eenheid te blijven of deze eenheid opnieuw te hervinden. Een zin uit de Tweede Brief aan de Korintiërs komt mij voor de geest, nl. waar Paulus schrijft: “Wij spreken ronduit met u, Korintiërs, ons hart staat wijd voor u open. Het is niet door ons dat gij u beklemd voelt, het is daarentegen in uw harten dat gij u beklemd voelt. … zet ook gij uw hart open voor ons!” (2 Kor. 6, 11-13). Paulus zegt dit in een andere context maar zijn oproep kan en moet ook ons raken en zeker in deze zaak. Laten wij ons hart wijd openen en binnenlaten, al datgene waaraan het geloof zelf ruimte geeft.