22-5-2024 Nederigheid is de toegangsdeur tot alle deugden

In de laatste catechese over ondeugden en deugden heeft de Paus het vandaag over de nederigheid — grote “tegenstander” van de hoogmoed“ — die ons redt van de Boze en van het gevaar zijn medestanders te worden. Zij herleidt alles tot de juiste verhoudingen. Dat “innerlijke besef van kleinheid” was kenmerkend  voor Maria. “In het menselijk hart ontstaan vaak waanbeelden van almacht die zeer gevaarlijk zijn”. Arm van geest zijn doet ons verstaan dat “we schitterende schepsels zijn, maar beperkt met gaven en gebreken” (Tiziana Camisi – Vaticaanstad).

In zijn twintigste catechese over ondeugden en deugden – een reeks gestart op 27 december laatstleden – heeft paus Franciscus het vandaag over de nederigheid. Aan de gelovigen verzameld op het Sint Pietersplein heeft hij er de kenmerken van beschreven. Hij stond stil bij de Maagd Maria, nederige vrouw bij uitnemendheid. Daarna gaf de Paus een samenvatting van de vruchten die uit de “innerlijke kleinheid” voortkomen.

“Broeders en zusters, de nederigheid is alles. Zij is wat ons verlost van de Boze en van het gevaar zijn medestanders te worden. De nederigheid is de bron van de vrede in de wereld en in de Kerk. Waar de nederigheid ontbreekt, daar is het oorlog en wanorde, daar is verdeeldheid. God heeft ons hiervan het voorbeeld gegeven in Jezus en in Maria. Zij zijn onze redding en ons geluk.”

De grote tegenstander van de hoogmoed

Ofschoon zij “deel uitmaakt van het zevental“ der hoofddeugden en goddelijke deugden, is de nederigheid de grondslag van het christelijk leven, zo zei de Paus, en zij is ook de grote tegenstander van de meest dodelijke der ondeugden, de hoogmoed.

Terwijl de trots en de hoogmoed het menselijk hart opblazen, en ons groter doen lijken dan we zijn, brengt de nederigheid alles terug tot de juiste verhoudingen: we zijn schitterende schepsels, maar beperkt, met gaven en gebreken. Van bij het begin herinnert de Bijbel eraan dat we van stof zijn en tot stof zullen terugkeren. “Nederig” komt van “neder” of laag bij de grond. En toch ontspringen in het hart van de mens vaak waanbeelden van almacht die zo gevaarlijk zijn. Ze doen ons veel kwaad.

Die zin van kleinheid waaruit de deugden ontstaan

Om zich te bevrijden van “de duivel van de hoogmoed” en “om de juiste maat” te herstellen, zou het volstaan – zo suggereert Franciscus –  stil te houden om “de sterrenhemel te bewonderen”. Met behulp van de “moderne wetenschap” kan men de blik nog verder verruimen en zich bewust worden “van het mysterie dat ons omgeeft en bewoont”. Nederig zijn die mensen welke in hun hart het besef bewaren van de eigen kleinheid, dat zijn de “armen van geest” waarover Jezus spreekt “in zijn Zaligsprekingen”.

Het is in de eerste Zaligspreking omdat zijn de basis vormt van wat volgt: mildheid, medelijden, zuiverheid van hart. De nederigheid is de toegangsdeur tot alle deugden.

De “bikkelharde” nederigheid van Maria.

De Paus wijst erop dat de nederigheid en de armoede van geest door de Evangelies aangeduid worden als “de bron van alles”. Hij doet daarbij opmerken dat de Boodschap aan Maria gebeurde in een “afgelegen dorpje in Galilea, dermate zonder betekenis dat de mensen zegden: Wat goeds kan er uit Nazareth komen? En toch is het “van daaruit dat de wereld herboren wordt”, door “een onbekend meisje Maria”. De Almachtige wordt “aangetrokken” door “kleinheid”. En Hij/Zij wordt aangetrokken door onze kleinheid wanneer wij deze kleinheid aanvaarden”.

We kunnen ons voorstellen dat ook zij moeilijke momenten gekend heeft, dagen dat haar geloof in het duister verder ging. Maar dat heeft nooit de nederigheid doen wankelen, die in Maria een bikkelharde deugd was: zij is steeds klein, steeds onthecht aan zichzelf, altijd vrij van eerzucht.

Terug naar overzicht